← Older posts -

PDF boek online

De publicatie, die we in oktober als gedrukt exemplaar tijdens de DDW 19 gepresenteerd hebben, is vanaf nu ook hier te downloaden.

Het ontwerpend onderzoek RE-source brengt stedelijke reststromen in kaart, om ze daarna te kunnen inzetten als bron voor circulair denken, doen en leren. In deze publicatie laten wij zien dat circulair denken, doen en leren iets anders is dan denken in gesloten cirkels. Wij pleiten voor een benadering waarin cirkels worden geopend, waarna een veelheid aan lijnen op een innovatieve manier opnieuw kan worden verknoopt.

RE-source maakt inzichtelijk hoe de systemen, locaties, producten en materialen die nodig zijn voor een circulaire stad er uit kunnen zien. Tegelijk ontwerpt het strategieën om stedelijke reststromen om te zetten in een bron waaruit telkens opnieuw kan worden geput. Door de stad te analyseren, probeert RE-source inzicht te krijgen in de werkwijze van het beheren en onderhouden van de buitenruimte en de bijbehorende materiaalstromen. RE-source onderzoekt welke fasen er worden onderscheiden, wat de gebruikte routes zijn en welke menselijke en niet-menselijke actoren daarin een rol spelen.

Publicatie RE-source

Het ontwerpend onderzoek RE-source brengt stedelijke reststromen in kaart, om ze daarna te kunnen inzetten als bron voor circulair denken, doen en leren. In deze publicatie laten wij zien dat circulair denken, doen en leren iets anders is dan denken in gesloten cirkels. Wij pleiten voor een benadering waarin cirkels worden geopend, waarna een veelheid aan lijnen op een innovatieve manier opnieuw kan worden verknoopt.


RE-source maakt inzichtelijk hoe de systemen, locaties, producten en materialen die nodig zijn voor een circulaire stad er uit kunnen zien. Tegelijk ontwerpt het strategieën om stedelijke reststromen om te zetten in een bron waaruit telkens opnieuw kan worden geput. Door de stad – in dit onderzoek heel concreet Rotterdam, maar in wezen elke stedelijke regio – en het onderliggende gemeentelijke systeem te analyseren, probeert RE-source inzicht te krijgen in de werkwijze van het beheren en onderhouden van de buitenruimte en de bijbehorende materiaalstromen. RE-source onderzoekt welke fasen er worden onderscheiden, wat de gebruikte routes zijn en welke menselijke en niet-menselijke actoren – zoals locaties, betrokken burgers en vakmensen, gereedschappen, voertuigen en regels – daarin een rol spelen.

RE-source is een samenwerking tussen Design Academy Eindhoven/Lectoraat Places and Traces, Vrije Universiteit Amsterdam/Design Cultures, Studio Ester van de Wiel en de gemeente Rotterdam. In het tweejarige onderzoek (2017 – 2019) hebben vijf ontwerpers ieder in een kortlopend deelproject gezocht naar een nieuwe omgang met een specifiek materiaal. Jos Klarenbeek onderzocht betonstraatstenen, Thom Bindels slib, Simone Post gras, Paul Slot straatmeubilair en Manon van Hoeckel plantmateriaal.


Hun werkwijzen werden gedurende de hele projectperiode begeleid, geobserveerd en geanalyseerd door het kernteam. Vanuit Design Academy Eindhoven hebben David Hamers en Ester van de Wiel de ontwerpers begeleid bij de ontwikkeling en toepassing van geschikte design research-methoden. Wat is ervoor nodig om in de bestaande gemeentelijke werkpraktijk vernieuwingen te introduceren? Welke vaardigheden kunnen ontwerpers benutten of ontwikkelen? Vanuit de Vrije Universiteit hebben Joost Adriaanse en Ginette Verstraete de ontmoetingen tussen de ontwerpers, gemeentelijke vakmensen en andere betrokkenen in de praktijk op de voet gevolgd. Wat gebeurt er precies als ontwerpers zich mengen in een bestaande werkpraktijk en daarin veranderingen aanbrengen? Welke innovatieve mogelijkheden kunnen zij zo in beeld brengen? En welke gevolgen hebben deze designinterventies voor het begrip ‘circulariteit’?

In deze publicatie presenteren we een aantal van onze methoden, observaties, ervaringen, opvattingen en bevindingen. Deze zijn op vele manieren te ordenen. Waar onze website – re-source.info – bezoekers de mogelijkheid biedt het onderzoeksmateriaal op hun eigen manier te ordenen en herordenen, stellen wij in dit boek zelf een ordening voor (zie leeswijzer, legenda en inhoud).

RE-source@DDW19

Collectief RE-source toont ‘ontwerpend onderzoek’
 

Tijdens Dutch Design Week toont RE-source, de winnaar van Dutch Design Award 2019, een interactieve installatie over stedelijke reststromen.

foto: Ralph Kämena

Met ontwerpend onderzoek brengt RE-source stedelijke reststromen in kaart, om ze daarna te kunnen inzetten als bron voor circulair denken, doen en leren. Tijdens Dutch Design Week 2019 toont RE-source de resultaten van een tweejarig onderzoek waarin een groep ontwerpers een nieuwe omgang met stedelijke restmaterialen heeft onderzocht.
 
RE-source presenteert dit onderzoek op het Campinaterrein in Eindhoven. De ontwerpers zijn daar in de tentoonstellingsinstallatie aan het werk. Als bezoeker word je uitgenodigd om samen met hen aan de slag te gaan om zo zelf te ervaren hoe het is om stedelijke reststromen om te buigen richting circulariteit. Hiernaast is RE-source te vinden in het Veemgebouw als onderdeel van de tentoonstelling van de Dutch Design Awards.
 

De circulaire stadRE-source onderzoekt de reststromen van beton, slib, gras, straatmeubilair en planten. Het maakt inzichtelijk hoe de systemen, locaties, producten en materialen die nodig zijn voor een circulaire stad eruit kunnen zien en ontwerpt strategieën om stedelijke reststromen om te zetten in een bron waaruit telkens opnieuw kan worden geput. Door de stad Rotterdam en het onderliggende gemeentelijke systeem te analyseren, probeert RE-source inzicht te krijgen in de werkwijze van het beheren en onderhouden van de buitenruimte en de bijbehorende materiaalstromen. RE-source onderzoekt welke fasen er worden onderscheiden, wat de gebruikte routes zijn en welke menselijke en niet-menselijke actoren – zoals plekken, betrokken burgers en vakmensen, gereedschappen, voertuigen en regels – daarin een rol spelen.
 
Zelf circulair denken en doen
Tijdens de tentoonstelling gaat het projectteam met het publiek in gesprek over vragen als: Hoe kan een toekomstige circulaire stad eruitzien? Wat is daarvoor nodig? Welke rollen kunnen ontwerpers daarbij vervullen? Wanneer botsen verschillende benaderingen? Hoe kunnen betrokkenen elkaar leren begrijpen? Winnaar Design Research Award 2019Volgens de jury van de Dutch Design Awards is het project RE-source een zeer succesvol voorbeeld van onderzoekend ontwerp. Om die reden heeft het de Design Research Award 2019 gewonnen. De jury: “RE-source is samenwerking van het hoogste niveau. Het project heeft een rijkheid die recht doet aan de complexiteit van het onderwerp circulariteit (…). RE-source geeft een ingewikkeld thema een aantrekkelijke speelsheid.”
 

foto: Ralph Kämena
foto: Ralph Kämena

Het team van RE-source
RE-source is een samenwerking tussen Design Academy Eindhoven / Lectoraat Places and Traces, Vrije Universiteit Amsterdam / Design Cultures, Studio Ester van de Wiel en de gemeente Rotterdam. In RE-source hebben vijf ontwerpers ieder een restmateriaal onderzocht. Jos Klarenbeek onderzocht betonstraatstenen, Thom Bindels slib, Simone Post gras, Paul Slot straatmeubilair en Manon van Hoeckel plantmateriaal. Hun werkwijzen werden gedurende de projectperiode begeleid, geobserveerd en geanalyseerd door het kernteam: David Hamers (lector Places & Traces DAE; projectleider RE-source), Ester van de Wiel (design researcher Places & Traces DAE, private partner), Joost Adriaanse (embedded researcher VU) en Ginette Verstraete (onderzoeksbegeleiding en reflectie VU).
 
Plaatsen en tijden
Tentoonstelling RE-source, ingang Campinaterrein Kanaaldijk-Zuid 3, Eindhoven. Buitenplein open van 10.00 – 17.00 uur, ontwerpers aan het werk van 11.00 – 16.00 uur, publieke presentaties van ontwerpers van 15.00 – 16.00 dagelijks (m.u.v. 21, 22 en 27 okt). Tentoonstelling Dutch Design Awards 2019: 2e en 3e verdieping Veemgebouw, Torenallee 36 Eindhoven. Openingstijden: 11.00 – 18.00 uur.

Maart – April 2019

Samenvatting werkperiode Manon van Hoeckel – Plantmateriaal

Confrontation & Combination

Harnessing Knowledge: Productive Situations

Productive Circularity

Vascularization: Expertise, Knowledge, Circulation

Mapping: Parts & Wholes

Winnaar Dutch Design Awards 2019

Met gepaste trots kunnen we berichten dat RE-source de winnaar is van de Dutch Design Award 2019 in de categorie Design Research.

De winnaars van Dutch Design Awards 2019 geven vorm en inhoud aan de filosofie ‘minder, maar beter’. Ze kenmerken zich door een pure werkwijze, onderzoeken systemen en ontwikkelen naast een nieuwe ontwerpesthetiek ook hun eigen tools. De vraag wie wij als mens zijn en hoe wij ons tot de dingen om ons heen verhouden, staat voor veel ontwerpers centraal. Waar aan ontwerp vaak een (onderzoeks-)vraag ten grondslag ligt, wordt nu de vraag zelf geanalyseerd; wat is de werkelijke waarde en betekenis van iets. Design anno 2019 gaat over het herwaarderen van die essentie. Circulariteit geldt nu vaak als voorwaarde voor een opdracht of ontwerp. Alleen awareness creëren is niet meer genoeg; toepasbaarheid is een belangrijke factor geworden. Steeds meer opdrachtgevers in de publieke sector en het bedrijfsleven integreren design en creatief denken in hun organisaties. Belangrijke – circulaire, maar ook economische – doelstellingen kunnen alleen waargemaakt worden door multidisciplinair samen te werken en op een andere manier te ontwerpen. Opdrachtgevers worden zich hiervan bewust en vertalen dit nu ook naar beleid, met meervoudige waardecreatie als uitkomst.

HET PROJECT
Het onderzoeksproject RE-source brengt stedelijke reststromen in kaart, om ze daarna in te kunnen zetten als bron voor circulair denken, doen en leren. RE-source analyseert en maakt inzichtelijk hoe de systemen, locaties, producten en materialen die daarvoor nodig zijn eruitzien. Tegelijk ontwerpt het strategieën om deze reststromen om te zetten in een bron waaruit telkens opnieuw geput kan worden. Via het netwerk van de gemeente Rotterdam probeert RE-source inzicht te krijgen in de werkwijze van het ontwerpen, beheren en onderhouden van de buitenruimte en de bijbehorende materiaalstromen. RE-source onderzoekt welke fasen er worden onderscheiden, wat de gebruikte routes zijn en welke menselijke en niet-menselijke actoren – zoals locaties, betrokken burgers en vakmensen, gereedschappen, voertuigen, afstanden – een rol spelen.

COMMISSIE
Dit is samenwerking van het hoogste niveau, op het zeer actuele onderwerp circulariteit. RE-source is een klassiek voorbeeld van gedegen design research, waarbij duurzaamheid in diverse betekenissen vorm krijgt. Uitgebreid en kwalitatief onderzoek dat resulteert in een gelaagde website, waarop de grote variëteit aan vormentaal, bewegend beeld, materiaal en experts knap zijn verweven. RE-source klopt helemaal en weet een ingewikkeld thema een aantrekkelijke speelsheid te geven. Het project heeft een rijkheid die recht doet aan de complexiteit van het onderwerp, van toegankelijke projecten tot academische toepassingen. Concreet levert het nieuwe design-through-research-inzichten op en zet het andere partijen op het gebied van circulariteit aan tot actie.

Uit het persbericht van Dutch Design Awards 2019

RE-source TEAM:
Ester van de Wiel
Joost Adriaanse
David Hamers
Ginette Verstraete

Jos Klarenbeek
Thom Bindels
Simone Post
Paul Slot
Manon van Hoeckel

We-Are-Amp
Oddsized

Gemeente Rotterdam
Design Academy Eindhoven – lectoraat Places and Traces
Vrije Universiteit Amsterdam – Design Cultures
Studio Ester van de Wiel

Funded by NWO+SIA smart culture – arts and culture.

DUTCH DESIGN AWARDS
Dutch Design Awards (DDA) is al jaren toonaangevend in de duiding van excellent Nederlands ontwerp. DDA blikt niet alleen vooruit, maar ook terug: naar onze ontwerptradities en de grote impact die de Nederlandse ontwerpmentaliteit in de wereld heeft. Dutch design is inmiddels een wereldwijd begrip en misschien zelfs ook een stijlfiguur. Het doel van de organisatie is breder dan het beste design belonen: DDA wil dat het gesprek over Nederlands ontwerp gaande blijft. Met veel openheid en nieuwsgierigheid faciliteert ze daarom uitwisseling tussen ontwerpers en curatoren, publiek en professionals. Om zo de wezenlijke impact van design op de samenleving te blijven benadrukken en bij te dragen aan de ontwikkeling van het vak.

Genomineerd voor de Dutch Design Award 2019

Met gepaste trots kunnen we berichten dat RE-source is genomineerd voor de Dutch Design Award 2019 in de categorie Design Research. Mede mogelijk gemaakt door jullie betrokkenheid en enthousiasme! Op 12 juni wordt de winnaar bekend gemaakt. Het werk van alle winnaars en genomineerden is tijdens Dutch Design Week (DDW 19 t/m 29 oktober) te zien in een negendaagse overzichtstentoonstelling. Die vertelt het verhaal achter de ontwerpen, plaatst de werken in hun sociaal-maatschappelijke context en maakt zo de impact en betekenis van de ontwerpen duidelijk. Bezoekers kunnen hier stemmen op hun favoriete ontwerp; het ontwerp met de meeste stemmen wordt aan het eind van DDW beloond met de Public Award.

HET PROJECT
Het onderzoeksproject RE-source brengt stedelijke reststromen in kaart, om ze daarna in te kunnen zetten als bron voor circulair denken, doen en leren. RE-source analyseert en maakt inzichtelijk hoe de systemen, locaties, producten en materialen die daarvoor nodig zijn eruitzien. Tegelijk ontwerpt het strategieën om deze reststromen om te zetten in een bron waaruit telkens opnieuw geput kan worden. Via het netwerk van de gemeente Rotterdam probeert RE-source inzicht te krijgen in de werkwijze van het ontwerpen, beheren en onderhouden van de buitenruimte en de bijbehorende materiaalstromen. RE-source onderzoekt welke fasen er worden onderscheiden, wat de gebruikte routes zijn en welke menselijke en niet-menselijke actoren – zoals locaties, betrokken burgers en vakmensen, gereedschappen, voertuigen, afstanden – een rol spelen.

COMMISSIE
Dit is samenwerking van het hoogste niveau, op het zeer actuele onderwerp circulariteit. RE-source is een klassiek voorbeeld van gedegen design research, waarbij duurzaamheid in diverse betekenissen vorm krijgt. Uitgebreid en kwalitatief onderzoek dat resulteert in een gelaagde website, waarop de grote variëteit aan vormentaal, bewegend beeld, materiaal en experts knap zijn verweven. RE-source klopt helemaal en weet een ingewikkeld thema een aantrekkelijke speelsheid te geven. Het project heeft een rijkheid die recht doet aan de complexiteit van het onderwerp, van toegankelijke projecten tot academische toepassingen. Concreet levert het nieuwe design-through-research-inzichten op en zet het andere partijen op het gebied van circulariteit aan tot actie.

RE-source TEAM:
Ester van de Wiel
Joost Adriaanse
David Hamers
Ginette Verstraete
Jos Klarenbeek
Thom Bindels
Simone Post
Paul Slot
Manon van Hoeckel
We-Are-Amp
Oddsized


Gemeente Rotterdam
Design Academy Eindhoven – lectoraat Places and Traces
Vrije Universiteit Amsterdam – Design Cultures
Studio Ester van de Wiel


Funded by NWO+SIA smart culture – arts and culture.

De Groene Intocht

film door Heleen Schalkwijk

Oude Betonsteen is Sterker

Bovenstaande grafiek geeft aan dat de druksterkte van een betonstraatsteen in de eerste 5 jaar na toepassing toeneemt. Een recent onderzoek naar de technische kwaliteit van een betonstraatsteen na het eind van de technische levensduur van 60 jaar laat zien dat de technische kwaliteit zoals waterdoorlatendheid, splijtsterkte, stroefheid en dikte toplaag nog voldoende is om de steen nog langer te gebruiken. Het rapport daarover is in de maak en is op termijn beschikbaar.

Gebruikte Betonstraatstenen worden gesorteerd en opnieuw gepakketteerd.

Er bestaat een strokenlegger die de stenen als een soort tapijt de straat in legt. De stenen worden dan handmatig in de machine gelegd. Een andere mogelijkheid is de stenen eerst machinaal palletteren en dan met een hydraulische arm één gepalletteerde laag in een keer te plaatsen. Een aannemer is een machine aan het ontwikkelen die stenen kan selecteren op kleur, maatvoering, uitbreek, beschadiging en waterdoorlatendheid. Op basis van de klantwensen kan de robot elk gewenst legverband en patroon op een pallet stapelen. Hij kan per greep 4 stenen tegelijkertijd op de pallet stapelen.

Machinaal palletteren van gebruikte stenen. (foto Pieter Bremmer)
Pallets met opnieuw gesorteerde en geordende stenen. Klaar om gebruikt te worden voor machinaal straten. (foto Pieter Bremmer)

De Planten Intocht

Nieuwe outfit Stadshoveniers

Oranje als Schutkleur – De groenbeheerders dragen fel-oranje hesjes of jassen met reflecterende strepen als uniform. Ze moeten zichtbaar zijn en opvallen om veiligheidsredenen. Toch zijn deze stadshoveniers, zoals ik ze graag noem, onzichtbaar voor bewoners. Oranje is hier een schutkleur geworden. Met deze nieuwe outfit kunnen we de hoveniers feestelijk herkenbaar maken.

De vakkennis van de stadshoveniers wordt gedeeld met bewoners doordat ze tips achterlaten.

Het werk van de Stadshoveniers en de daaraan verbonden interventies die de zichtbaarheid van hun werk vergroten uitgezet op een jaar tijdslijn.

Visualisatie van de route die Groene / Planten Optocht door de stad kan maken. Vanaf de Stadskwekerij trekken bomen, struiken en planten samen met de betrokken vakmensen en hun wagens de stad in om aan te kondigen dat het seizoen weer begonnen is. Vanaf de Grote markt splitst de grote optocht op in kleinere parades die verder de wijken intrekken.

Van Uit(voering) naar In(tocht)

Achter de schermen wordt er door de gemeente en andere partijen hard gewerkt aan al het groen in de stad, al is dat werk vaak onzichtbaar. Een intocht is een mooie manier om het seizoen, de nieuwe planten, het werk van de hoveniers en bijvoorbeeld de plantschalen te introduceren. De “Intocht”als nieuw denkkader bevat interessante elementen die gebruikt kunnen worden. Denk aan; de aankondiging van de intocht, geluid, feest, betrokkenheid, vrijwilligers, zichtbaarheid en ontmoeting.

Storyboard tijdens de RE-frame sessie op 11 april 2019.
Oranje als schutkleur

Oranje als Schutkleur
De groenbeheerders dragen fel-oranje hesjes of jassen met reflecterende strepen als uniform. Ze moeten zichtbaar zijn en opvallen om veiligheidsredenen. Toch zijn deze stadshoveniers, zoals ik ze graag noem, onzichtbaar voor bewoners. Oranje is hier een schutkleur geworden. Hoe vallen de stadshoveniers op een feestelijke manier op? Hoe krijg je als bewoner het idee dat de hoveniers voor jou aan het werk zijn? De gemeente voelt vaak anoniem. Kunnen deze hoveniers het een gezicht geven?

Zomerparade van Stadsplanten

Het geluid van de Stadshovenier

Feestelijk geluid van de IJscoman
Für Elise door de vuilniswagen in Taiwan

Wanneer je in de zomer de vrolijke tune voorbij hoort komen weet je het meteen: de ijscoman is er weer. In Taiwan brengt de vuilniswagen ‘Für Elise’ van Beethoven ten gehore terwijl hij door de straten rijdt. Welke melodie zou er door de speakers van de stadshoveniers kunnen spelen om het nieuwe seizoen aan te kondigen en om bewoners erop te wijzen dat er weer wordt gewerkt aan groen in hun wijk?

Tune Stadhoveniers

Uitvoerders als Schakel

Op weg naar de studio spot ik een hovenierswagen van de firma DonkerGroen. Een van de partijen die het groenbeheer voor de gemeente Rotterdam uitvoert. Ze zijn een aantal nieuwe plantvakken aan het beplanten bij een woningbouwproject dat net opgeleverd is. Ik ga met een van de drie hoveniers in gesprek en bespreek een aantal onderwerpen die tijdens de meewerkdag met een andere ploeg ter sprake zijn gekomen.

Hoverniers aan het werk.

Op mijn vraag of hij zich gewaardeerd voelt als stadshovenier kijkt hij mij wat meewarend aan. “Ik heb een opleiding gevolgd om dit werk te kunnen doen maar ze hijsen ook mensen met een taakstraf in een oranje hesje en laten ze werken in de plantsoendienst. Dat doet het imago van ons vak geen goed.” Ook een aantal opgelegde beheermethodes zijn meer ingegeven door planmatig werken dan door hands-on veldwerk. “In het reguliere onderhoud worden sierstruiken bijvoorbeeld slechts 1x per 5 jaar gesnoeid. Voor veel toegepaste soorten is dat niet voldoende. Een hortensia bijvoorbeeld moet je elk jaar snoeien. Bij blokbeplanting zoals we hier aan het planten zijn moet je op zijn minst elk jaar randsnoei uitvoeren om een mooi beeld te maken.”

Snoeien net geplant materiaal om naar een mooie blokbeplanting toe te beheren.

Als vakman ziet hij op locatie situaties die hij anders zou willen aanpakken dan voorgeschreven. Terugkoppeling naar de opdrachtgever is er nauwelijks. In het centrum gaan ze binnenkort voor de derde keer in een jaar planten inboeten bij de markthal. Alle planten van één soort gaan telkens dood. Een teken dat de keuze voor het plantmateriaal niet duurzaam is. Hij begrijpt niet dat ze voor de derde keer een niet passende soort gaan terug planten. Als ontwerper denk ik: terug naar de tekentafel en de informatie die de hovenier ter plaatse je kan geven verwerken in een aangepast beplantingsvoorstel. Ook hier lijken de vakmensen in situ geen input te kunnen geven. Er is nauwelijks onderlinge terugkoppeling of samenwerking. In mijn rol als onderzoeker, die vrij in en uit verschillende situaties kan stappen, observeer ik dat veel lokale en specifieke kennis niet benut wordt maar wel een belangrijke schakel vormt in de ‘flow’ van materialen.

In het centrum, waar ze ook onderhoud doen, wordt gewerkt met een ‘regie contract’. Op basis van gewerkte uren en een beeldbestek wordt daar onderhouden en niet zoals als bij standaard gebieden op basis van een vastgestelde prijs. In die gebieden heeft hij het gevoel dat hij zijn vak op een meer bekwame wijze kan uitoefenen omdat hij meer naar eigen inzicht locatie en plant specifiek kan handelen

In het centrumgebied wordt ook een meer bijzonder assortiment toegepast. Daar wordt ook relatief veel uit de bakken en plantvakken gehaald. Vaak door vandalen. Ze vinden uitgetrokken planten dan elders terug. Hier is geen sprake van Reframing van gestolen plantmateriaal tot het vergroten van het groenareaal door de (stelende) bewoners. Tijdens het werk in de standaard gebieden krijgen ze af en toe de vraag van bewoners of ze ook een plant kunnen krijgen. Best vaak blijft er iets over en geven ze dat weg. Het overschot aan materiaal ontstaat meestal omdat het aantal planten per m2 te hoog bepaald wordt. Veel struiken vormen met 3 planten per m2 al een zeer compact blok terwijl ze dan in de werklijst vermeld staan als 7 planten per m2. Gevolg daarvan is dat er 4 planten per in te planten m2 overblijven. Dat kan bij de grote oppervlakken tot relatief grote overschotten leiden. Als er tijdens het werk ter plaatse geen vraag van bewoners komt gaat het na de werkdag naar de Schaduwhal, het depot plantmateriaal op de Stadskwekerij. Van daaruit wordt het meestal elders toegepast. Dat kan vrij eenvoudig omdat er vaak, volgens deze hovenier zelfs heel vaak, dezelfde soort planten worden toegepast.

Nieuw plantmateriaal opgehaald bij Stadskwekerij.

De uitvoerders zijn de vakmensen die naar 2 kanten toe een rol kunnen spelen. Enerzijds als deskundige van lokale groenkennis per deelgebied. Veel beheeronderdelen worden 10 keer per jaar herhaald. De uitvoerende hoveniers kennen de lokale bomen en planten in de specifieke situatie ter plaatse. Ze kunnen vanuit de situatie ter plaatse goede adviezen en maatwerk leveren. Anderzijds komen deze uitvoerders direct in contact met de bewoners van de locaties waar zijn werken. Ze zijn aanspreekbaar. Ze hebben kennis en kunnen daarmee een brug slaan tussen abstract beleid en de ervaarbare invloed daarvan op de publieke ruimte.

Plantvak in dezelfde straat opengelaten voor zelfbeheer.

Deze opgebouwde kennis en netwerk gaat telkens verloren omdat het beheerwerk elke 4 jaar opnieuw aanbesteed wordt. Afhankelijk van de markt wordt de opdracht aan een nieuwe partij verleend. Uit oogpunt van marktwerking een efficiënte en logische werkwijze. Vanuit het perspectief van circulair en participatief werken is ligt deze werkwijze minder voor de hand.

Making Visible

Radical Imaginatives

Reflective Practice – Building Empathy

(In)Efficiency – Opportunity

Primary Experience

Social Design – Conversation Tools

(Zelf)Beheren

John Verkerke is de tuincoach van gemeente Rotterdam. Hij helpt bewoners met de vergroening van hun tuin. Groen zorgt voor minder hitte, betere drainage en meer insecten. Afgelopen jaar hield hij een plantenmarkt in de wijk, waarbij (rest)planten uit de schaduwhal voor een zacht prijsje werden verkocht door vrijwilligers aan wijkbewoners. De opbrengt hiervan ging naar een goed doel in de wijk. Door de plantenmarkt wordt het werk van de kwekerij meteen zichtbaar en ook interessant voor wijkbewoners. Zouden de planten ook verkocht kunnen worden door de stadshoveniers die wekelijks in de wijken aan het werk zijn?

Plantenmarkt
Schaduwhal

Groenbeheer: Naast de 100-dagen schalen die 2 keer per seizoen uit de stad worden opgehaald en terugkomen naar de kwekerij, zijn er ook vaste schalen. Deze schalen worden door werknemers van de gemeente op locatie 2 maal per jaar opnieuw beplant. Minimaal 1 keer per 2 weken komen ze langs om te planten te verzorgen en de schalen schoon te houden. Er worden ook hier veel planten gestolen uit de bakken en krijgen ze vaak de vraag van bewoners of ze een plantje mogen hebben. Het stelen kunnen we ook zien als een manier om de stad te vergroenen.

Werklijst plantmateriaal

Zelfbeheer: Rene de Vries verteld dat zelfbeheer veel waarde toevoegt aan de stad. Het levert niet alleen financieel wat op, er ontstaat meer sociale cohesie en zorgt ervoor dat bewoners de buurt mee helpen opruimen. Buurtbewoners worden door hun buren die zelfbeheer doen ook aangestoken, zo groeit het langzaam door de stad. Zelfbeheer was bij mij nog niet bekend voor de start van dit project, er schijnen nu ook vooral oudere mensen zich aan te melden. Wellicht moet hier een andere term voor komen, want wat betekend dat eigenlijk, zelfbeheer? De planten voor zelfbeheer worden nu deels uit de schaduwhal gehaald en deels (zo’n 50%) aangekocht. Zouden de planten in de schalen kunnen worden ingezet voor zelfbeheer, als het assortiment hierop wordt aangepast?

Tegel bij zelfbeheer projecten.

week 5 / 5 april 2019

Mapping Flow

In de afgelopen weken probeerde ik de stromen van de planten voor de schalen en de ‘vaste’ planten voor plantsoenen in kaart te brengen. Ik bezocht onder andere de gemeentekwekerij. Liep mee met hoveniers van de aannemer en sprak met gemeentehoveniers en medewerkers van de afdeling inkoop. Niemand weet precies hoe de stromen gaan. Ik hoor veel verschillende verhalen. De kaart zal dus nooit 100% kloppend zijn. Het in kaart brengen van de stromen geeft inzicht, ook voor de werknemers in de stroom zelf.

mapping flow plantmateriaal. (Klik op kaart voor pdf versie.)
week 4 / 29 maart 2019

Meeloopdag Plantsoendienst

Meeloopdag met een hoveniersteam in Charlois.

De planten en bomen die door de kwekerij zijn opgekweekt of ingekocht worden per wijk gesorteerd, waarna ze door verschillende uitvoerders worden opgehaald. Per vrachtwagen gaan de planten naar de uitvoerder. De hovenier sorteert daar de planten op exacte plek. Met de door de gemeente aangeleverde kaarten (zie foto), de planten een gereedschap in de wagen gaan de hoveniers naar de locatie in de stad om te planten. Er wordt dus twee keer gesorteerd en de planten verlaten hierdoor even de stad.

 

Een medewerker van de Gemeente onderzoekt welke planten dood zijn en dus vervangen moeten worden (inboet) en waar er bij geplant moet worden. De hoveniers zien tijdens het werk in de wijk vaak dat er ook op niet aangeven plekken op de kaart onderhoud of inboet gepleegd moet worden. Dit is nu het werk van de Gemeente. Kunnen de hoveniers ook de ogen en oren voor de gemeente worden? Voor dit binnenplein (foto) hebben de hoveniers de opdracht om wat planten bij te zetten. Er is echter meer voor nodig om dit plein weer mooi te maken.

 

Vandaag plantte we een rij heesters aan voor een school. Het nu nog ‘kale’ hek, zal over een jaar begroeid zijn. Het is leuk en leerzaam om de hoveniers te helpen, daarnaast voel ik meteen meer binding met de plek omdat ik wat heb toegevoegd. Wat zou er gebeuren als er in iedere wijk een aantal ambassadeurs van de buurt of sleutelfiguren meehelpen aan het vergroenen van de omgeving? Hebben buurtbewoners daardoor meer oog voor het groen en voor de hoveniers?

 

Een van de bewoners heeft een sierlaurier en een verzameling hyacinten in de publieke ruimte geplant. Voelt hij zich hierdoor meer eigenaar/onderdeel van het parkje?

 

We treffen op meerdere werklocaties veel zwerfafval aan. Voor de hoveniers is het niet fijn werken tussen het afval en het voelt vreemd om hier jonge planten tussen te zetten. Zouden de schoonmaak/schoffelploeg en de hoveniers met elkaar samen kunnen werken? Door voor het planten schoon te maken en op te ruimen is het fijner werken voor de hoveniers en worden de nieuwe planten wellicht meer gezien door buurtbewoners en passanten.

 

Heel sporadisch worden de hoveniers uitgenodigd voor een kopje koffie of worden ze om advies gevraagd door buurtbewoners. Heel af en toe vraagt iemand of ze een plant mogen hebben. Henri verteld dat er regelmatig planten worden gestolen. Kunnen we dit RE-framen? Wat als we dit zien als een manier om de stad te vergroenen? Kan de kennis, het gereedschap en de planten die de hoveniers de wijk in brengen daarbij helpen?

 

21/03/2019 (week 3)

(Geen) Tijd en (On-)Zichtbaar

Hergebruikte bak

In deze bak worden planten omhoog geleid. Dit wordt niet op grote schaal gedaan, omdat het veel tijd kost. De kwekerij heeft veel kennis en materiaal tot haar beschikking maar mist soms tijd. Kunnen we die tijd ergens anders vandaan halen?

 

Planten van bomen

Met de focus op plantmateriaal zie ik ze ineens overal: mannen in oranje hesjes in de stad. Plantmateriaal is een erg toegankelijk materiaal waar veel mensen zich tot kunnen verhouden. Toch zien we de planten, de mannen in de oranje hesjes en het enorme onderhoud wat wordt gepleegd niet. Hoe zou dit zichtbaar gemaakt kunnen worden?

 

11/03/2019 (week 2)

 

Plantmateriaal in Depot

Schaduwhal

In deze schaduwhal op de kwekerij staat het restmateriaal. Planten waarvan er teveel is ingekocht of die niet goed genoeg zijn voor een plek in de stad. De hoeveelheid planten die hier staat is erg wisselend, afhankelijk van de lopende projecten. Wanneer een plant kwetsbaar is wordt deze extra ingekocht. De planten die hier staan worden ook ingezet voor de zelfbeheerprojecten, bijvoorbeeld voor bewonersorganisaties. Wanneer je weer energie in de planten stopt (bewateren, scheuren) worden ze weer mooi, maar dat kost tijd. Een paar jaar terug had de kwekerij een restvak, een soort zandbak waar heesters zonder potje, met een kale wortel, werden opgekuild. Omdat dit te veel onderhoud kost is het restvak verdwenen.

Plantschalen

Deze schalen worden verspreid door de hele stad. Wanneer ze na het seizoen terugkomen op de kwekerij worden ze geleegd op de composthoop en klaargemaakt voor het nieuwe seizoen. De planten worden in de kwekerij opgekweekt tot bloei voordat ze de bakken ingaan. De bakken gaan dus als af beeld de stad in. Veel planten in de bak zijn 1-jarige bloeiers. Het zaad hiervan kan wel worden opgevangen, dit gebeurd nu niet. Kunnen we bewoners de kans te geven om meerjarige planten of zaad van 1-jarige bloeiers uit de bakken te ‘oogsten’ voordat de bakken worden geleegd in de kwekerij?

 

Zelfbeheer

Oude bakken en schalen worden bewaard voor zelfbeheer in de stad. Soms worden de zelfbeheerbakken met planten niet goed bijhouden door de bewoners of organisaties. De gemeente wordt hier vaak op aangesproken, omdat het onduidelijk is dat deze bakken niet meer van de gemeente zijn. Hoe zou je dit onderscheid kunnen maken? En hoe zou de kennis van de vakmensen op de kwekerij ook bij de mensen van zelfbeheer kunnen komen?

 

Reyeroord

Reyeroord is een erg groen gebied met voornamelijk gras. Henri Groeneveld noemde het een groene woestijn. In de tuinen van bewoners zie je echter een grote verscheidenheid in planten. Daarnaast zijn er ook huizen waarvan de (voor)tuinen helemaal uit stenen bestaan. Groen heeft naast esthetische waarde nog een hele hoop andere waarden, zo kunnen bomen schaduw geven in een steeds heter wordende stad en zijn huizen meer waard wanneer deze in een groene omgeving staan.

07/03/2019 (week 1)

Beheren in de Praktijk

Wederom merken we dat meelopen en meewerken werkt. We draaien een uur of 3 mee met drie mannen van een hoveniersbedrijf dat voor de gemeente rotterdam Charlois onder zijn hoede heeft. Door mee te werken verzamelen we inzicht in werkmethodes en -houdingen, in werksituaties en gehanteerde gereedschappen. In de gesprekken tussendoor komen relevante onderwerpen zoals zelfbeheer, restplanten en interactie met bewoners aan de orde.

Plantmateriaal dat door de stadskwekerij ingekocht wordt en daar op wijk (maar niet op exacte locatie) gesorteerd wordt gaat per vrachtwagen als een groot transport naar het terrein van de hovenier in Barendrecht. Op deelkaarten wordt aangegeven op welke plaatsen er ingeboet gaat worden, welke plant en de aantallen per plek. De hovenier sorteert de planten uit per exacte plek. De plekken die op een werkdag ingeplant worden worden in houten kuubkraten achter op een aanhanger verzameld. Een benzine grondboor en scheppen gaan mee als basis gereedschap. Na deze eerste uitleg over hoe er gewerkt wordt rijden we mee naar de volgende plek vlak bij een school. Met de kaarten wordt gekeken welk plantmateriaal erin moet, waar en hoeveel. Op het label dat aan de plant zit staat de beoogde plantafstand.

Verrommeld Werkveld
In de borders waar geplant moet worden treffen we veel zwerfafval aan. Blikjes, flesjes, plank van een BN bank, betonnen stoeptegels, resten fiets, snoepverpakkingen, hondenpoep, onkruid, afgevallen takken etc. Het voelt raar om in deze vervuilde plek kwetsbare jonge planten te zetten. Ook voelt het niet lekker om er met je handen in de grond te gaan. Manon en ik opperen of het niet beter is eerst een schoonmaak- en schoffelploeg voorruit te sturen zodat de planters in een schoon werkveld kunnen werken en daarna dan ook een schoon en af beeld kunnen achter laten.

Elementenverharding als Meetlat.
De hovenier legt uit hoe hij de plantafstand uitzet in een plantvak. Hij wijst naar het trottoir en zegt dat dat een handig meet systeem is. De stoeptegels van 30×30 cm worden gebruikt als eenheid om mee te meten. Plantafstand 45 cm dan 1,5 stoeptegel ertussen. Of als er een opsluitband gebruikt wordt. Die is standaard 1 meter en werkt ook goed als referentie punt. Alleen als er geen elementenverharding of opsluitbanden in de buurt is wordt de meetlat uit de werkbus gehaald. Mooi hoe hier 2 verschillende systemen elkaar raken. Daar waar groen is, is het niet grijs. Grijs en groen begrenzen elkaar. Kunnen we dit fenomeen verder inzetten?

Bewoner plant zijn reststroom in de openbare ruimte.
Op een van de werklocaties spreken we een bewoner die er al 50 jaar woont. De plek ligt binnen een bouwblok en is van de publieke ruimte afgesloten met 2 stalen hekwerkpoorten waarvan alleen de omringende bewoners de sleutels hebben. De bewoner plant zijn inboet en restplanten in het publieke deel aan de overzijde van het aan zijn tuin grenzende pad. Een sierlaurier en een bonte verzameling hyacinten staan fier in een rommelige met onkruid overwoekerde grasveld. Een soort van overtuin.

Valt beheer onder de gemeente of niet?
Een andere buurvrouw komt erbij. Samen beklagen ze zich over een grote hoop met oude bladeren en takken die zich al sinds jaren opgestapeld tussen 2 bomen. Net naast het pad. Ze probeert al jaren de gemeente ertoe te bewegen dit op te ruimen. Volgens haar zegt de gemeente dat het niet onder haar beheer valt. Ze twijfelt of dit wel echt openbaar groen van de gemeente is. Ik adviseer haar het op te zoeken op Gisweb. Bij nakijken op Gisweb2.0 wordt bevestigd dat dit echt OR is. Het hele terrein heeft achterstallig onderhoud. Onkruid tussen de tegels. Bemoste bankjes die blijkbaar nauwelijks gebruikt worden. Uitpuilende prullenbakken.

Kan dit ook een buurtkwekerij zijn?

Kwekerij als Buurttuin (1970)
De man verteld dat er vroeger, zo’n 20 jaar geleden, een kwekerij zat op de plek die nu openbaar groen is. Een kwekerij met vaste planten. Afgeschermd met een Heras hekwerk dat parallel liep het het smalle achterpad direct achter de schuren en schuttingen van de privé tuinen. Een houten schuurtje deed dienst als werkplaats. De naam van de Kwekerij is Van der Gaag en heeft een nieuwe locatie aan de ‘s Gravenlandseweg. Kan de gemeente niet starten met een eigen vaste planten en struiken kwekerij op dit soort locaties? Daarmee kan worden gegarandeerd dat het buurttuin er altijd goed onderhouden wordt en er piekfijn uitziet

Zoeken naar de plantplek.
De kaart en het gebied.

Punt op de Kaart
We zoeken naar de plek waar 45 Chaenomelesen en geplant moeten worden. Het is een abstract en daarmee onduidelijk kaartje. Slechts een punt geeft ongeveer de plek aan. De planters moeten eigen observaties gebruiken om de precieze plek te lokaliseren. Dat valt niet mee omdat het beoogde plantvak begroeid is met een groene waas onkruiden. Het onderscheid tussen gazon en border is nauwelijks te maken. De kaart is aangeleverd door de gemeente. De uitvoerende hovenier legt zijn eigen kleurcodering eroverheen. Hier blijkt de afstand tussen kaart en feitelijke plek (place) groot. Er zit geen laag tussen de kaart uit het systeem en de plant die de grond in moet. Van abstract naar ultiem specifiek. Dit geeft enerzijds enige vrijheid en daarmee ook verantwoordelijkheid aan de planters.

Na aanplant.

Als ontwerper zie ik dat er veel meer aan de hand is dan een aantal verdwenen plekken. De plek moet opgeruimd, schoongemaakt en nieuwe energie krijgen. Het planten van de bloeiende heester voelt als een druppel op de gloeiende plaat.

Aantekeningen Veldwerk / 21 maart 2019 / Ester van de Wiel

What seems to be the Situation?

“Instead of simply doing what one is supposed to do, one can inquire about reasons and protocols. Practitioners in exile are individuals who do not represent the consensus of the foreign practice, but who have doubts about it on rational, moral, and political grounds. Questioning long-established agreements and consent, these outsiders can represent and work toward a cause, which might otherwise be difficult for those entangled in the forcefields, power relations, and political relations of the context that the pariah enters.” (Miessen 2010)

Design as a ‘making’ or productive practice can also be understood as an interventional practice. Designers move into situations to investigate, they think through making and bring things into the world, into a world that is in flow. How should we understand the notion of ‘situations’ and how does it relate to the idea of flow?

What is seen in a situation depends on who is looking and how that looking is being done. Depending on the skills and experience of the practitioner different lines of the meshwork, different parts of the flow start to vibrate and move into visibility, into the designer’s view. When a designer is confronted with an objective, a question, a material, a place, thing or system, they wonder what it is ‘in the world’, how it is manifested. To answer this question designers engage in sense-making work, framing. They both engage with it reflectively and by adopting a first person perspective.

Designers investigate how their object of interest (whether a material, system or anything in between) is being framed by visiting places, talking to people: observing situations. Moreover, they themselves engage in framing during this process by seeing one thing as another. For instance, Thom Bindels visited a silt depot in the early stages of his research and looked at the silt as fertile soil in drying . He looked at the vegetation on the silt depots as drying tools. Ester looked at the silt depot as a potential public space , she saw fences and gates, movement and circulation, an area that afforded many activities. Thom’s ‘seeing as soil in drying’ and ‘plants as drying tools’, led him to further his research into the possibilities of the silt depot by talking to ecologists and developing a material that aided drying by using the available plants. The answer to the question of ‘what seems to be the situation’ is dependent on the skills and experience of the designer. In the meeting point of the skilled practitioner and a situation different affordances, possibilities for action (what the environment offers), emerge. The skills and experiences of the designer guide the sense-making work (naming, categorizing etc.) which in turn allows for a ‘seeing as’.

What something is in the world is being investigated by adopting the first person perspective and by making sense of the circumstances one finds oneself in. This is both an iterative process and a following. It is a following of where the emergent flow is heading you or heading with you. The possibilities for action reveal themselves in a meeting point of skilled practitioner and thing in the world, or situated thing. By being there the designer produces his/her own wave to surf on, so to speak, together with the world. Taken this way, design is a highly productive practice. By being reflective, the exploration and investigation of the present leads to imagining (and making manifest) a new possible. Being aware of the various ways of framing makes the process of reframing possible.

Based on our initial review of the designers and their working method in our matrix-tool, we can start to reflect on how each designer looked at a given situation and was framing it. It helps us to begin to reflect on their way of answering the question ‘what seems to be the situation’ and how that shaped their work. Depending on how we look at things, how we apprehend them and in which world we regard them in, we perceive them differently, we act differently and see different possibilities.

Take the following example. An ecologist looks at a tree, and what does he see? It sounds like the premise of a mildly funny joke at best, but it is a good starting point for a short design discussion. As designers look at things with a design perspective, the ecologist does so with her own and so does the chemist or the novelist. The chemist, ecologist, designer etc. are all part of specific practices. They are skilled and experienced within a certain domain of practice and name, categorize and therefor see the world around them a certain way. They are making sense of the world through that practice. Within each practice there is of course both variation and overlap. Although all are active in the design practice, each designer has their own specific perspective (system, place, thing, matter) and all skills and experience play into how they make sense of the world. By reframing residual materials the designers in the RE-source project engage with these practices reflectively and open up the assemblages of entangled practices they come across, and present new possibilities; how things could be otherwise.

The notion of meshwork is used to describe the moving interconnectedness of the world and how the world presents itself to us when we act. When we act we are always inevitably confronted with the complexity of the world, the stuff that seems as collateral to our intentions and expectations. The designers in RE-source not only experience this but try to use it productively. They try to reflect on what is going on and think about the possibilities that this brings. This thinking is in turn done by acting and reflecting, by making and observing or intervening.

Additionally, the notion of the meshwork reminds us of our being enmeshed, entangled, with the world. Better yet, it reminds us that there is not a clear distinction between ‘world’ and me. The absence of a clear boundary or distinction between the world and myself can be rationalized through biology and chemistry (we are in constant (ex)change, growth and decay together with bacteria and other organisms) but more importantly, its consequences can be understood empirically.

The things of the world, people, cars, trees, mountains, all kinds of objects and organisms, are not ON the world, isolated and distinct but they are the world. They are all tangled up in a mesh. Better yet, they are alive as Tim Ingold notes in his seminal text ‘Bringing Things to Life: Creative Entanglements in a World of Materials’. They are alive as exemplified by what I previously referred to as the collateral action we are confronted with when we act in the world. Everywhere things are leaking into each other. Things are a lot less clear than we sometimes make them out to be, and thankfully so. In this messiness we find movement, life and possibility.

This meshworked world that we are a part of is difficult to understand through notions of permanence and definite descriptions. While the trained ecologist might see the tree outside the window as a coming together of soil, water and light, as a coming together of bark, insects, root molds, shade and birds, and as enmeshed with other trees, the paved road next to it and the wind sweeping through the narrow between the two buildings on either side of the tree, someone else might see something different altogether. The real estate agent might see the tree as held in place by legislation and permits, he might see a dot on a map and an increase in value for the buildings next to it, an extra zero on a piece of paper, or a possible hazard to the structural integrity of those very same buildings next to it. So what is the tree?

Depending on who is doing the looking, different ‘tree’ show themselves. Depending on how we look at things, how we apprehend them, in which world we regard them in, we perceive them differently, we act differently and see different possibilities. What gets revealed, or established in view through the meeting of the specific thing and the skilled practitioner, is a certain situation. Several elements get related to each other in what can only be described as a specific situation. As mentioned before, our skills and experience shape our way of looking at something and shape our way of acting. With that in mind, what might the skills be that a designer in a more circular future would need and how should we educate them accordingly?

“Realities are not explained by practices and beliefs but are instead produced in them. They are produced, and have a life, in relations. So what we need is ethnography or what Mol calls praxiography: ‘after the shift from an epistemological to a praxiographic appreciation of reality, telling about what [something] is, isn’t quite what it used to be. For somewhere along the way the meaning of the word ‘is’ has changed. Dramatically. This is what the change implies: the new ‘is’ is one that is situated. It doesn’t say what [something] is by nature, everywhere. It doesn’t say what it is in and of itself, for nothing ever ‘is’ alone. To be is to be related. The new talk about what is, does not bracket the practicalities involved in enacting reality. It keeps them present.’ A praxiography allows us to investigate the uncertain and complex lives of objects in a world where there is no closure.” (John Law 2004 p.59)

Law, J. (2004) After Method: Mess in social science research. New York: Routledge.
Miessen, M. (2010) Nightmare of Participation: Crossbench practice as a mode of criticality. Berlin: Sternberg Press.

Kennismaking: Designer #5 Manon van Hoeckel

← Older posts -